De schaduw
Ik luister naar de stappen die ik zet
in een late lege straat
het is zwaarmoedigheid
wat mijn tred verraadt
Er gaat een rilling
langs mijn ruggegraat
alsof mijn schaduw
mij verlaat
Ik maak haast
maar mijn pas
wordt nu dubbel weerkaatst
ik huiver in mijn jas
Ik luister en loer
dan hoor ik hem
zijn fluisterstem:
'ik ben je broer'
Zijn adem strijkt over mijn schouders
hoe kent hij mijn geboorte uur ?
hij beschrijft zelfs vol vuur
mijn ouders
ik zeg: 'ik ben bang'
hij zegt: 'waarvoor ?'
zo gaan we door
wang aan wang
hij duwt me voort
langs plekken
waar mensen zijn vermoord
wat moet ik ontdekken ?
'de moed der wanhoop'
zegt de stem
'kijk goed waar je loopt'
zegt hij met klem
buiten deze afbraakwijk
kom ik bij een struik
mijn voet stoot op een luik:
de toegang tot het schimmenrijk
nu rijzen vrouwen met dolken
uit de aarde
er dalen mannen met zwaarden
uit de wolken
Mijn schaduw springt naast mij
reikt me een degen
'we vechten ons vrij,
op hoop van zegen'
Het bliksemt aan de kim
de vijanden schreeuwen
we doden schim voor schim
vechtend als leeuwen
Maar nu het slagveld stil is
bekijk ik mijn broeder
dat tussen ons geen verschil is
hoe kan dat, vader, moeder ?
Er is geen tijd voor schrik
Hij zegt: 'dit is het gebruik:
iemand moet door het luik,
jij of ik'.
We strijden
verbitterd om het geweld
mijn degen schittert
ik dood mijn held
Zijn zware lijk
sleep ik naar de struik
daar, in het slijk
duw ik hem door het luik
Ik luister naar mijn tred
in een verlichte straat
alsof bij elke stap die ik zet
de zwaarmoedigheid mij verlaat
|